Maar Ik heb u alleen in leven gelaten om u Mijn macht te tonen en om iedereen op aarde te laten weten wie Ik ben. Als u Mijn volk nog langer dwarsboomt en het niet laat gaan, zal Ik het morgen om deze tijd in Egypte zo zwaar laten hagelen als het nooit eerder heeft gedaan, vanaf de dag dat Egypte ontstaan is tot nu toe. Laat daarom uw vee en alles wat er verder nog buiten is in veiligheid brengen, want alles wat buiten blijft, mens of dier, wordt door de hagel getroffen en komt om.”’ Sommige hovelingen van de farao namen de woorden van de HEER ernstig en brachten hun slaven en vee binnen in veiligheid. Anderen sloegen er geen acht op en lieten hun slaven en vee buiten.
Toen zei de HEER tegen Mozes:
‘Strek je arm uit naar de hemel, dan gaat het in heel Egypte hagelen, op mensen, dieren en planten.’ Mozes hief zijn staf naar de hemel, en toen liet de HEER het donderen en hagelen. Er schoot vuur naar de aarde, en de HEER liet de hagel op Egypte neerkletteren. Zo’n zware hagelbui, waarbij onophoudelijk de bliksem flitste, was er in Egypte nooit eerder gevallen, zolang het volk bestond. Overal in Egypte sloeg de hagel neer op alles wat buiten was, op mensen, dieren en planten; zelfs de bomen werden vernield. Alleen in Gosen, het gebied waar de Israëlieten woonden, hagelde het niet.